Een samenleving waarin geen ruimte bestaat voor vrije kunst ontwortelt zich van zijn cultuur, tradities en ethische vraagstukken. Een dergelijke samenleving zal hoogstens conservator kunnen spelen van datgene wat nooit meer verandert. Vrije kunst is juist van onschatbare waarde voor ontwikkeling en groei van een menselijke samenleving door haar spiegelende eigenschap. (Hoe ziet men vanuit wetenschappelijk oogpunt het belang van kunst eigenlijk voor een maatschappij in ontwikkeling?)
Persoonlijk zie ik Kunst als het maken van een spiegel. Mijn taak is dit zo goed mogelijk te doen. Hiervoor gebruik ik al mijn zintuigen en vakmanschap om authentieke en integere beelden te creëren. Ik heb de ambitie om buitengewoon goed gepolijste spiegels af te leveren, waardoor in de reflectie alles haarscherp en vilein zichtbaar is. Zo ben ik mijn eigen scherprechter, dominee en advocaat, binnen de beperking en grootsheid van mijn vermogens, in alle vrijheid.
De kortzichtige marketingkreet: ‘Linkse hobby’ werkt verwarrend. Het wekt de suggestie dat er een objectieve scheidslijn bestaat tussen kunst met bestaansrecht en kunst zonder bestaansrecht. Kunst die zichzelf legitimeert door voldoende financiële dekking is gedoogde kunst. En kunst die zichzelf in financieel opzicht niet kan bedruipen is overbodig.
Een dergelijke darwinistische gedachtegang kan ik weliswaar volgen, maar staat m.i. los van het elementaire wat juist kunst tot kunst maakt: Beeldende duiding van de continue veranderende context van mens-zijn.
Zou een zichzelf respecterende beschaafde maatschappij, dit elementaire niet moeten koesteren en daar waar mogelijk ondersteunen? De immateriële waarde van kunst is m.i. nooit gelijkwaardig aan de in geld uitgedrukte materiële waarde. De verkoop van het schuttersstuk ‘de Nachtwacht’ zou het begrotingstekort van de overheid aanzienlijk kunnen terugdringen. Het is niet ondenkbaar dat het totale erfgoed uit de zeventiende eeuw kostendekkend is voor het totale staatstekort. En deze kunstuitingen zou men ook het predicaat ‘linkse hobby’ kunnen toedichten. Hatsikidee, verkopen die prut, levert een beste tas geld op. Onmiddellijk doen.
Ik snap echter ook wel dat deze gedachte een brug te ver is; het betreft immers, vanuit hedendaags perspectief, ons nationaal cultureel erfgoed. Dat mag en kan je niet verkwanselen. Maar waarom zmogen we dit dan niet van onszelf, welke fundamentele waarde staat zo’n beslissing in de weg? Antwoord: Een mens, zo ook een maatschappij moet kunnen terugblikken op zijn ontwikkeling, cultuur, traditie en beschaving.
Echter vanuit een meer narcistische gerichte blik, kan het antwoord iets anders uitvallen: Een mens, zo ook een maatschappij moet kunnen terugblikken op mijn cultuur, traditie en beschaving.
En daarin schuilt het gevaar van achteloze willekeur omwille van persoonlijk gewin en ambitie.
Op basis van het bovenstaande vraag ik mij af hoe in 2250 zal worden teruggekeken op de cultuur van, die typisch nationaal georiënteerde samenleving, Nederland uit 2010. Er valt vast veel te zien (met dank aan die kunstenaars die zijn gevlucht naar vrijstaten, of die via ‘Innere Immigration’ hun werken tot stand hebben gebracht en de verzamelaars die de daadwerkelijke waarde van kunst onderkenden.
Zoals Bredero reeds verwoordde: ‘Alles sal reg com’
Menselijk denken en handelen vertaalt zich tot cultuur. Kunst maakt de zichtlijnen van cultuur concreet en is daarmee een voedingsbron voor de wetenschap. (Panamarenko: ‘De wil om te vliegen is er niet’).